NV#25 Jan Willem van der Schans

De korte keten, lokaal, eerlijk en transparant 

De korte keten aanpak wordt gezien als een van de oplossingsrichtingen om de ondernemers in de landbouw meer te laten verdienen. Econoom met boerenachtergrond Jan Willem van der Schans weet alles van de korte keten en de transitieprocessen in de landbouwsector. Hij helpt ondernemers (boeren, voedsel makers en de voedsel process industrie) te verduurzamen en heeft als ambitie de supermarkten weer te laten inpassen in een regionale voedseleconomie. 


Help je ons met meer Nieuw Voer? Met jouw eenmalige donatie of maandelijkse donaties via Petje.af/nieuwvoer help je mij met meer onafhankelijk hoogwaardige verhalen van pioniers te maken. Alvast veel dank voor je (kleine) steun en het vertrouwen.

 

Dat het systeem moest veranderen was wel duidelijk voor Jan Willem toen hij jaren geleden in de supermarkt ingrediënten voor het kerstdiner wilde kopen. Hij vond veel fabrieksvoer en maar weinig kwalitatief goede voeding. Het was wat hem betreft hoog tijd om het DNA van de supermarkt te gaan herschrijven. 

Hoe zijn we zo ver gekomen dat het vullen van magen belangrijker is geworden dan het voeden ervan? En wat is nodig om gezonder en nutriëntrijk voedsel betaalbaar te houden voor iedereen? Wat betekent dat voor de voedseldistributie rol die de supermarkten vervullen? 

Jan Willem geeft aan dat risicoverkleining rond food safety in de supply chain juist heeft geleid tot de centralisatie van de voedseldistributie met de supermarkt in het midden. Van oudsher is de supermarkt een regionale hub (verdeelpunt) waar regionale producten en regionale consumenten samengebracht werden. Met andere woorden: de supermarkt was in zijn oorsprong de spil van het regionaal voedselsysteem. En de korte keten aanpak gaat terug naar hoe het ooit was, eerlijke verdienmodellen, transparantie waar voedsel vandaan komt en vooral ook lokaal. 

Korte keten: maximaal 1 schakel tussen boer en consument? Of toch meer? 
Geen tot één schakel tussen boer en consument. Dat is dé voorwaarde voor het predikaat ‘korte keten’. Denk daarbij aan de consument die direct inkoopt bij een boerderijwinkel. Of business to business initiatieven en partijen zoals Rechtstreex die direct bij de boer gewassen ophalen en ze zonder verdere tussenkomst bij de eindgebruiker brengen. 

Op basis van bovenstaande definitie zou je kunnen denken dat de supermarkt ook een soort Rechtstreex is. Toch zijn daar veel meer schakels mee gemoeid dan men op het eerste gezicht wellicht denkt: de groothandel en distributiecentrum zijn extra schakels die zorgen voor verdere verspreiding van goederen. Als er buiten het seizoen op de wereldmarkt ingekocht wordt, neemt het aantal schakels in de keten nog meer toe. 

Als je het aantal schakels goed in beeld hebt, lijkt de definitie van de korte keten overduidelijk. Toch is er discussie over het al dan niet toelaten van extra schakels, juist vanwege het ambacht dat nodig is om van de ingrediënten lekker eten te maken. Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarbij een boer het eigen graan verbouwt, bij een molen laat malen en er vervolgens brood van bakt op zijn erf. Telt dat ook als korte keten? En wat als een andere partij de verwerking voor de boer doet? 

Een belangrijke vraag die je hierbij zou moeten stellen is die van de mate van processing, de transparantie van dat proces en de vraag of het product gemaakt van de eigen grondstof teruggaat naar de boer. Of krijgt hij een vergelijkbaar product terug, omdat het tijdens verwerking gemixt is met grondstoffen van anderen? Jan Willem geeft aan dat nu door de robotisering en digitalisering van processing plants de verwerking van kleinere batches weer mogelijk wordt en daarmee de transparantie van het eigen product weer geborgd wordt. 

De korte keten voedsel is niet altijd biologisch. Soms is ongecertificeerd lokaal voedsel gezonder dan gangbaar. Weten wie het maakt en hoe het gemaakt wordt, is de crux. 

Ondanks dat een lokaal voedselsysteem al heel lang bestaat, is ‘lokaal’ of ‘korte keten’ een relatief nieuw criterium volgens food journalist Michael Pollan. Lokaal is eigenlijk zoals “biologisch’ bedoeld was. Onbewerkte voeding dichtbij de consument verbouwd. Een “organic tv dinner” is dan misschien wel heel makkelijk en biologisch, maar eigenlijk kan het niet volgens de Pollan. Idealiter eet je een maaltijd die met aandacht en zorg is gemaakt van lokaal gesourcde ingrediënten. 

De manier van sourcen is dus de crux. En daarmee ontstaat een interessante contradictie, want de korte keten niet altijd dat er biologisch wordt geteeld, en biologisch voedsel is niet altijd lokaal verbouwd. Er wordt de aanname gedaan dat een globaal inkoopmodel goedkoper en beter georganiseerd is dan een lokaal voedselsysteem. Voorop lijkt de meest efficiënte inkoop te staan en de goedkoopste plek om een gewas te telen. Ongeacht voedselkilometers, monocultuur en inkopen zonder rekening te houden met de seizoenen zoals lokaal dat wel doet. De biologische sector lijkt daarmee het voedselsysteem van de gangbare landbouw gekopieerd te hebben, zonder echte garanties van transparantie wat velen toch wel zouden verwachten. 

Is de korte keten (en de biodynamische landbouw) wat biologisch idealiter had moeten zijn? Is overgaan op biologisch, in het kader van de Green Deal, terwijl het systeem hetzelfde is, dan wel de juiste als duidelijk is dat het gehele systeem aan verandering toe is? Of is het een logische tussenstap op weg naar nog beter? 

Zichzelf voedende regio zorgt voor verbinding met het land 
Bio boer Cornelis Mosselman, die we eerder spraken, is een aantal jaar geleden overgegaan van gangbare landbouw naar biologische strokenteelt, waarbij er meerdere gewassen worden verbouwd in een perceel. Daarmee zorgt hij beter voor zijn bodem. Boeren die met strokenteelt werken hebben dan ook meerdere gewassen per oogst in plaats van een gewas verbouwd in monocultuur. Afhankelijk van het volume van de oogst hebben deze boeren de keuze om hun gewas regionaal of landelijk af te zetten, afhankelijk van het afzetkanaal dat ze kunnen vinden. Zo teelt Arjan van Buuren veel kleinere volumes met unieke rassen waardoor hij makkelijker in staat is deze regionaal af te zetten. 

Pepijn Schmeink, eigenaar van Jack Bean, is ook voorstander van een lokaal voedselsysteem. Hij ziet voor de inkoop van zijn ingrediënten dat de regio Rotterdam te klein is om alles te kunnen vinden en beschouwt daarom heel Nederland als lokaal voor zijn sourcing. 

Qua diversiteit is de gedachte van Pepijn een interessante. Verder doordenkende zou je je af kunnen vragen of we niet gebruik moeten maken van het profiel van de verschillende grondsoort? Het profiel van de Veluwse zandgrond is heel specifiek en de gewassen die daar floreren ook. Of denk aan het Groene hart met zuivel en kaas. En akkerbouw onder Rotterdam en glastuinbouw aan kust. Als je iedere regio op basis hiervan zijn eigen smoel geeft, zie en proef je de grondsoort terug op je bord. 

Voorlopers op het gebied van een regionaal voedselsysteem blijken de kleine foodclusters in de Achterhoek en Twente te zijn, die zich buiten het vizier van de Randstad bevinden. Ze hebben zich verder ontwikkeld dan de boeren in het Westen van het land, zo lijkt het. Je ziet er bijvoorbeeld zelfslachtende slagers en boeren die zelf leveren aan de supermarkt in plaats van aan een Greenery in het Westen. Heeft dat te maken met de regionale verbondenheid van de ondernemers en de behoefte van de lokale bevolking om te weten waar hun eten vandaan komt? 

Anderen boeren ondernemers maken de keuze om gemeenschappelijk hun gewassen te verwerken tot producten. De ene boer heeft een vleessnijderij, de ander maakt de kaas. Elke ondernemer heeft een soort specialisatie in de verwerking (processing) van de grondstof. In de Achterhoek en Twente zie je dat de plattelandseconomie een shared services economy is zoals Jan Willem dat noemt. Het samen doen en samen delen. Daarmee lijkt het erop dat zulke regio’s zichzelf kunnen voeden, waardoor er een sterker minder afhankelijk, effectief én efficiënt voedselsysteem ontstaat. 

Is het oosten van het land ongemerkt de food valley van Nederland aan het worden zoals rond het Italiaanse Bra en Turijn, de bakermat van de slowfood movement? En is het niet eens tijd dat we gaan overwegen hun best practices in de landelijke landbouwpraktijk te gaan implementeren om meer kwaliteit te stimuleren? 

In de Randstad zie je dat de bewoners de verbinding met het land missen. Het lijkt erop dat de stedeling op zoek is naar eten dat je kunt traceren. Herenboeren is een voorbeeld van een initiatief waar dat kan. Een boerderij waar de burgers een allround boer in dienst nemen om een gemengde boerderij te runnen. Anders dan de gespecialiseerde boer uit het oosten van Nederland, doet de Herenboer alles zelf en maakt geen gebruik van shared services.  

Het is de vraag op welk schaalniveau je het lokale systeem wilt organiseren. Specialiseren is mooi, maar anderzijds is het ook handig om een gemengd bedrijf te hebben dat werkt met gesloten kringlopen om de input kosten te beperken. En binding te hebben met de regio, wat Jan Duijndam tijdens een eerdere podcast benadrukte. 

Dat specialiseren werkt, laat Marijke Booij zien. Ze maakt kaas op haar eigen boerderij en heeft een sterk merk opgebouwd. In dit geval zorgt ambacht en dus specialisatie voor het creëren van een merk. In de begeleiding van boeren ziet Jan Willem vaak dat de productiekant goed op orde is, hoe je je aanbod organiseert richting de markt is een stuk uitdagender. Belangrijk is dan de vraag wie nu echt je doelgroep is, eentje die vaak lastig te beantwoorden is. Want de uitwisselbaarheid van soortgelijke producten nekt je als boer als je op zoek bent naar betere verdienmodellen. Daarbij kan het helpen een merk te claimen, wat je unieker en daardoor onuitwisselbaar maakt. Zo heeft bijvoorbeeld Remeker kaas uit Lunteren zich een sterk merk toegeëigend van unieke kaas. 

Meerjarige afspraken met afnemers zorgt voor verduurzaming boerenbedrijf 
De balans tussen volume en schaal is een belangrijke. In sommige gevallen is de korte keten aanpak te kleinschalig door de soms te grote volumes die van het land afkomen voor de lokale afzetpunten. Zo levert boer Cornelis zijn aardappels aan een grote supermarktketen en zit daarmee op een tussenniveau. Voor hem betekent dat hij nationaal levert en daarmee dus meerdere regio’s bevoorraadt. Daarmee is de vraag voor iedere boer: hoeveel land heb ik en hoe kan ik de opbrengsten daarvan het beste wegzetten? Voor wie teel ik wat? Zo heeft Jeroen Klompe ervoor gekozen om bijvoorbeeld exclusief voor sojasausmaker Tomasu soja te telen. Met een dergelijke dedicated supply chain maakt de boer meerjarige afspraken met afnemers. De boer kan zo veiliger investeringen doen en verduurzamen. 

Rentmeesterschap en ondernemerschap 
Rentmeesterschap is een manier om als boer toekomstige generaties in je gedachtegang te betrekken. Je trekt alleen rente van het land en geeft het land in zijn oude staat weer door. Rentmeesterschap is ook een economische gedachte, die verder gaat dan een bepaalde geloofsovertuiging. Bij financieel vermogen geef je idealiter ook alleen de rente uit en niet het vermogen zelf. 

Jan Willem geeft aan dat econoom Ricardo al in 17e eeuw praatte over landrente. Grond is een schaars goed en heeft natuurlijke limieten. Als er te weinig fietsen zijn, kunnen we in een fabriek meer fietsen maken. Maar bij te weinig vruchtbare grond kan dat niet. Als we de waarde van grond op nul zouden zetten zoals Land van Ons voorstelt, dan erken je deze unieke hoge waarde niet op de juiste manier. Deze zou gekwalificeerd moeten worden op oneindig. Of als ‘van ons allemaal’. Dat is ook de basis van de commons. De productiviteit van de schepping is van ons allemaal en oneindig van waarde. Zoals ook in het boek van Small is Beautiful door Schumacher is beschreven. 

Jan Willem vindt dat je eigenlijk op de waarde van grond niet mag afschrijven. Wel op roerende goederen zoals bijvoorbeeld een trekker, die jaarlijks iets minder waard wordt. Grond zou niet kapot gemaakt mogen worden. We zouden ervoor zorg moeten dragen, dat deze zijn eeuwige productiewaarde behoudt. Als een boer de productieve waarde van grond vermindert, zou hij dat terug moeten zien in een ongunstige balans van zijn bedrijf. 

Grond mag je niet zo gebruiken dat hij slijt. Kan de boer een boete krijgen als dat door zijn toedoen wel gebeurt? En hoe organiseer je dat vanuit een investeringsbril? Luister voor meer gedachten hierover naar de podcastaflevering met Damaris Matthijsen.

Rentmeesterschap: nutriëntengedachte en bodemvruchtbaarheid 
Minder produceren met juist meer nutriënten past helemaal binnen de rentmeesterschap gedachte. Integer met de bodem omspringen met het oog haar beter achter te laten voor toekomstige generaties. Dit staat lijnrecht tegenover de reguliere gang van zaken waarbij meer produceren met een lage voedingswaarde de onbedoelde norm is. Of het lekker en voedzaam is, staat op een tweede plaats. Is het niet eens tijd voor een nieuw paradigma; minder maar beter en voedzamer telen? 

Jan Willem geeft dat aan dat de supermarkten heel langzaam stapjes aan het zetten zijn. Zo hebben Jumbo en Albert Heijn in de vorm van een app de food coach geïntroduceerd om mensen laagdrempelig te begeleiden naar een gezondere levensstijl. Kijken naar nutriënten is er onderdeel van. Tegelijkertijd kun je je afvragen wat meer op gezondheid sturende supermarktaanbiedingen zouden kunnen bijdragen aan de gezondheid van de Nederlanders. 

Is het voedsel wel gezond genoeg? Een goed voedingspatroon gaat immers samen met een gezond lichaam en immuunsysteem. Is de supermarkt naast spil in het voedselsysteem ook een potentiële hoofdspeler in het terugbrengen van gezondheid en sturend in hoe en wat de boeren gaan telen?

Zou dit een kans kunnen zijn voor de boer? Naast een sterk merk opbouwen als boer zijnde, is je onderscheiden op voedingswaarde ook een manier om nu echt bij te dragen aan het werkelijk nutriëntrijk voeden van de bevolking. En samen te werken met mede-boeren om de consument te laten ervaren dat landbouw een bijdrage kan leveren aan onze gezondheid met sterke lokale merken. Als je voedsel met een hoge nutriëntendichtheid ziet als medicijn, dan zorg je automatisch goed voor je bodem. Een gezonde bodem zorgt immers voor gezonde gewassen. En gezond voedsel zorgt voor gezonde mensen. 

Dan is het interessant om te zien wat er gaat gebeuren als boeren hun de inhoudstoffen van hun gewassen zouden vermelden op hun verpakkingen. Weten wat je eet, wordt dan zo echt letterlijk mogelijk. 

Leessuggesties:
Het werk van Michael Pollan 
– Schumacher, E.F. (2010). Small Is Beautiful: Economics as if People Mattered. Uitgeverij: Harper Perennial Modern Thought.