NV46 Rene Groenen

Last edit 23/08/24

In deze editie duik ik met René Groenen in de wereld van de veredeling van groenterassen en zaadteelt. En we praten over de noodzaak waarom wij, als burger, meer bewust zouden moeten worden van hoe ons plantaardig voedsel ontwikkeld en gekweekt wordt. De implicaties of we F1 hybrides of zaadvast gewassen eten kunnen op systeemniveau best wel grote gevolgen hebben. Denk daarbij aan de relatie tussen deze soorten zaden met de bodem, wortels, microbiologie, bestuivers, insecten, dieren, plantweerbaarheid en de biobased verwaarding. Tel daarbij op dat van de meeste moderne rassen het niet mogelijk is om zelf bruikbare zaden te winnen. En daarmee worden de boeren, tuinders en consumenten steeds afhankelijker van de aanlevering van zaad van de grote zaadteeltbedrijven. Volgens Rene kan het ook anders georganiseerd worden!

“De manier hoe we gewassen behandelen vanuit eerbied, respect en zijn omgevingsfactoren, heeft wel degelijk invloed om het gewas.”, aldus Rene.

Volgens René, is wereldwijd gezien nu nog steeds de landbouw overwegend zelfvoorzienend, lokaal gericht en kleinschalig en alleen de overschotten gaan naar de lokale markt. Ongeveer 70% van de wereldwijde voedselproductie vindt plaats op bedrijfjes van 1-2 hectare groot. Het rapport van de IAASTD (International Assessment of Agricultural Knowledge, Science, and Technology for Development) van de Wereldbank en de FAO (uit 2009) laat zien dat we zonder problemen voedsel kunnen produceren voor 12 miljard mensen met de kleinschalige niet chemische landbouw. René heeft op zijn website een mooie samenvatting uit dit rapport gemaakt.

Luister ook het gesprek met Ronald van Marlen die dit ook eerder aanhaalde dat we zonder problemen de wereld kunnen voeden met de oorspronkelijke kleinschalige landbouw .

Door een toevallige samenloop van omstandigheden is René als tuinder en ondernemer in de veredeling van groenterassen en de vermeerdering van groentezaden terecht gekomen: een vraag uit Duitsland of René radijszaad wilde telen. Dat smaakte naar meer, sindsdien heeft hij zich erin gespecialiseerd.  Biodynamisch bedrijf De Beersche Hoeve BV (voortgekomen uit de Groenen Hof, het bedrijf van René) is inmiddels 100% dochter van Odin en vermeerderd groentezaden voor het Duitse bedrijf Bingenheimer Saatgut en de veredelingsactiviteiten gebeuren binnen de vereniging Kultursaat. Beide organisaties zijn door dezelfde kring van biodynamische tuinders in Duitsland opgericht.

——————–———————–———————–———————–———————–
Fijn dat je dit gesprek op Nieuw Voer komt lezen en luisteren. De podcast kent geen betaalmuur, krijgt geen kickbacks van Spotify ed. Mijn vraag aan jouw is om zelf te bepalen wat dit gesprek voor jouw waard is! Laat mij weten wat deze aflevering je aan waarde brengt.

Abonneren kan vanaf €3 per maand of doneer eenmalig wat het je waard is met de links hieronder! Zo doneerde een luisteraar €19,95 omdat dit de prijs was geweest van een goed boek over dat onderwerp.

– ⁠⁠⁠nieuw voer website (geen registratie en geen factuur)
Petjeaf pagina (met registratie en ontvang je een factuur)

Hartelijk dank alvast voor je steun en veel lees / luister plezier.

———————–———————–———————–———————–———————–


Het ene zaad is het andere niet
Het is dan ook verwonderlijk dat de zaden die in je consumenten groentes zitten niet kunt gebruiken om er zelf groente van te kweken. “Het meest optimale zou zijn als jezelf op je eigen tuin de zaden zou kunnen telen. Het is dan ook heel wrang dat van de meeste groentegewassen het niet mogelijk is daar fatsoenlijke nakomelingen van te kunnen telen. Je zult dus als tuinder bij je rassenkeuze moeten kijken of ze zaadvast zijn, d.w.z. in staat zijn om volwaardige planten voort te brengen.” En daarmee gaan we weer terug zoals dat rond 1900 was voordat de industrialisatie van de landbouw begon.

“Rond 1900 was globaal gezien de wereld van cultuurplanten op zijn hoogtepunt, zowel wat betreft aantal rassen maar ook qua diversiteit in groeiwijze, smaak en gebruiksmogelijkheden. Door invoering van de industriële landbouw met bijbehorende opkomst van de grote zaadbedrijven is inmiddels minstens 75% van deze cultuurschat van de gezamenlijke mensheid verloren gegaan. Een gigantische genetische erosie dus: iets wat in 10.000 jaar landbouw is opgebouwd is voor een groot deel in ruim 120 jaar verdwenen. Bijvoorbeeld in Zweden had je 1000 gerst-rassen en inmiddels maar 4 moderne rassen.”

Stel dat de oorsprong van ons plantenzaad er toe doet? Wat betekend dat voor de verkrijgbaarheid van ons groente/graanzaad waar we steeds afhankelijker van een klein aantal zaadveredelaars. En hoe zit het dan met waarom het gebruik van eigen zaad in de landbouw wordt steeds meer tegengewerkt. Wat betekend dat dan als er in de logistiek iets gebeurt waardoor de bevoorrading van de industriële landbouw spaak gaat?

Planten zijn bijzonder
René heeft geleerd dat het beter is naar het leven te kijken vanuit respect en eerbied. Als je weet wat planten allemaal kunnen (en dat is best veel en bijzonder), dan kan het voor René niet anders dan dat planten voor hem wezens zijn net als dieren en mensen. Of zoals René dat zegt: “In tegenstelling tot de bezieling die dieren hebben welke je kunt ervaren als mens, dat niveau is afwezig bij planten. Planten zijn eigenlijk best droog, ze willen graag groeien en groeien, leven en doorgaan.”

Het is dan best bijzonder te beseffen dat door te groeien en te bloeien de plant hun omgeving naar hun hand zetten, om ze zoals Rene dat stelt: “plant-aardig mogelijk maken. Dat is de ene kant, maar ook kunnen ze zich aanpassen aan de specifieke gegevenheden van hun omgeving. Het is dus een wisselwerking. En in dat licht is het dan ook niet raar als je je eigen zaden teelt; je krijgt dan planten die door de generaties heen aangepast zijn aan jouw eigen omstandigheden.”

Rene laat hiermee zien hoezeer planten instaat zijn zich in hun omgeving aan te passen met de grote genetische databank waarover ze beschikken en zaad speelt daar een grote rol om de nakomelingen de wijsheid uit het verleden mee te geven. De gewassen leren als het ware van iedere generatie om te gaan met de uitdagingen van de specifieke locatie. En dat dus zaadvaste gewassen eigenlijk veel slimmer zijn dan de F1 hybrides.

Wat is dan de invloed van de zaadvaste en F1 hybride dan op de transitie naar weerbaar telen en minder chemie? Zou de zaadveredeling dit in een ander perspectief willen en durven zetten? En daarmee weer deels teruggaan naar de biodiversiteitspiek van rond 1900?

René perspectief op de gewasveredeling legt hij als volgt uit: “Veredeling van cultuurplanten begint met selectie in de van nature voorkomende wilde planten. Normaal gesproken streeft een plant er naar om zo snel mogelijk te bloeien en zaden te maken. Het verschil tussen de wilde planten en cultuurplanten is het principe van vruchtvorming. Dus niet alleen bij vruchtgewassen als tomaat of pompoen is er sprake van een uitvergroten van de vrucht of een verbeteren van de smaak of de consistentie, maar ook bij peen, of rode biet, ui of bladgewassen als sla of rode kool etc:.  In de woorden van René: “Vruchtvorming is uitbreiding in de ruimte en terughouding in de tijd”. De mens heeft in symbiose met de planten de gecultiveerde gewassen gecreëerd en dat brengt een verantwoordelijkheid met zich mee brengt om voor deze cultuurgewassen goed te zorgen. Het is goed om te benadrukken dat knollen kopieën van zichzelf zijn, waarbij de genetische verandering langzamer gaat dan bij zaadzetting.

Planten kijken ook anders naar ruimte (aangezien ze zich niet kunnen verplaatsten) en tijd (ze hebben de drang om te blijven groeien in een langzamere tijdsbesef). Als een plant niet meer groeit, dan gaat ie dood. Vanuit dit perspectief is een plant voor René een wezen, dat een offer gebracht heeft aan de mens om zich te laten cultiveren (net zoals huisdieren). En dat betekent dat de mens deze gewassen dankbaar en eerbied moet zijn en respect dient te tonen dat de planten deze beweging hebben willen doen. In die samenwerking dragen mens, dier en plant de landbouw. “Daarvan eten wij nu de vruchten”, aldus Rene.

De toekomst van onze gewassen, F1-hybriden versus zaadvaste rassen.
In de woorden van Rene legt hij dat als volgt uit: “In al die duizenden jaren landbouw waren alle rassen zaadvast, d.w.z. uit de zaden die je uitzaait zullen planten groeien die er bijna net zo uitzien als de ouderplanten. En op hun beurt zullen hun nakomelingen er ook weer ongeveer hetzelfde uitzien. Er is dus een grote mate van stabiliteit door de generaties heen; vandaar de naam zaadvast. Tegenwoordig zijn bij heel veel gewassen de meeste rassen zogenaamde F1-hybriden. Een F1-hybride is altijd de eerste generatie van een kruising tussen 2 verschillende ouderplanten (vandaar de F van filio, =kind). Echter de ouders zijn geen twee verschillende rassen, maar zijn inteeltlijnen. Inteeltlijnen ontstaan door een plant die eigenlijk een vreemdbestuiver is -dus heel veel broertjes en zusjes nodig heeft om gezond te blijven- tot zelfbestuiving te dwingen. En dat niet één keer maar wel tot 7 generaties aan toe. Deze inteeltplanten worden steeds zwakker en krakkemikkiger in de loop van de generaties en snakken als het ware naar vreemd ‘bloed’. Uit de vele proefkruisingen van dergelijke inteeltlijnen is soms een geweldige groeikrachtige nakomelingschap. Die kruising wordt dan in het groot herhaald om handelszaad te vermeerderen voor de verkoop. De kruising staat dus op het eind van het gehele veredelingsproces, dat is het essentiële en moet je even goed onthouden. Ook bij de ontwikkeling van een zaadvast ras kun je namelijk wel eens een kruising doen. Je kruist dan geen inteeltlijnen met elkaar, maar twee vitale gezonde rassen. In de F2, de tweede generatie na de kruising dus, ontstaat er een uitsplitsing, d.w.z. een diversiteit en veelheid van allerlei planttypes. In die plantbestanden ga je dan selecteren naar een bepaalde type toe dat je graag wil hebben. En iedere keer laat je de mooiste/beste planten met elkaar gezamenlijk afbloeien in een open bestuiving (vandaar de Engelse benaming: open pollinated. Dat kan wel 7 generaties lang duren, dus bij tweejarige gewassen als uien of bieten en wortels wel 14 jaar. Maar dan heb je ook wat: een nieuw stabiel zaadvast ras met een duidelijk ‘gezicht’. Die stabiliteit ontbreekt totaal bij de F1 hybriderassen, immers als je die na zou telen, naar de F2 dus, dan treedt er uitsplitsing op en heb je een waardeloze hoop planten die heel divers en ook nog eens gezondheidsproblemen hebben door de beschadiging uit de voorafgaande inteeltfase die dan weer opduikt. Als wij dus F1-hybrides eten, ontbreekt daarin de stabiele levenskracht van een zaadvast ras; het is een piekmoment. Daarvoor was het immers een krakkemikkige inteelt plant, daarna is het uitgesplitste chaos van de nakomelingschap.”

En volgens Rene is dat niet het enige, want dat heeft ook impact op de levenskracht van ons voedsel. “Dit heeft twee heel essentiële implicaties. De chaos van de F2 komt immers niet uit de blauwe lucht vallen, maar moet in de F1 als potentie al aanwezig zijn. Dát is wat we binnenkrijgen wanneer we F1 hybriden eten en dat is problematisch.”

En verder is de nalatenschap van F1 hybriden een probleem aangezien deze niet in de gene database opgenomen kunnen worden. “Doordat de F1 hybriden slechts een piekmoment zijn, zijn ze ook niet geschikt om ergens in een genenbank opgenomen te worden. Immers ze moeten dan telkens weer in stand worden gehouden om weer nieuwe zaden te hebben en dat gaat dus niet. Er wordt niets nagelaten voor de levende cultuurschat van de gezamenlijke mensheid.”

“Bij het gebruik van zaadvaste rassen maak je bij de veredeling gebruik van de diversiteit die het leven nu eenmaal biedt. Je zoekt die rassen uit die de eigenschappen hebben die je wil hebben en gaat eventueel ook kruisen om gewenste eigenschappen samen te brengen. En dan vervolgens selecteren totdat het gewas weerbaar is en past bij de lokale omstandigheden. Dit proces vraagt een lange adem. Het staat in de stroom van de grote genetische diversiteit en kennis overdracht die in al die duizenden jaren ontwikkeld zijn. “

De F1- hybride rassen die overal ter wereld gezaaid worden, houden geen rekening met lokale omstandigheden. De transitie naar zaadvaste rassen is een noodzaak voor betere weerbaarheid en diversiteit van onze rassen, een diverse en lokale landbouw en een gevarieerde bron van gezond voedsel. Gezond, omdat immers zaadvaste rassen vaak een lagere bruto opbrengst compenseren met een hoger droge-stof gehalte en (daardoor) meer secundaire inhoudsstoffen hebben dan de F1-hybriden.

Mogelijk implicaties
Je kunt je dan ook afvragen of enkele vorm van inteelt inbreuk maakt op de integriteit van in dit geval de plant. En of het wenselijk is dat de voedselproductie afhankelijk is van zaadbedrijven. En in hoeverre dat de vergroting van biodiversiteit in de wegstaat. De huidige meerderheid van de biologische zaden komen deels ook voort uit F1 hybride.

En dan wordt het ook interessant voor de verwaarding van inhoudsstoffen voor de biobased economie. Zou er een verschil zijn in de kwaliteit van de inhoudsstoffen tussen de zaadvaste en F1 hybride rassen?

Een andere vraag die interessant wordt naar aanleiding het gesprek met Rene is hoe zaadvaste en F1 hybride rassen zich verhouden tot hun microbioom in bodem, wortels, op de plant en op de bloem. Zou er een verschil zijn in het microbioom tussen deze soorten zaden tijdens het leven van de plant?

Voor de toekomstbestendigheid van ons voedselsysteem (wat zowel bodem als zaden impliceert) brengt F1 hybride grote systeem risico’s met zich mee als het een keer goed mis gaat. Aangezien alles in handen is van een aantal partijen.. Dat in tegenstelling tot zaadvaste rassen die veel gemakkelijker voort te planten zijn en daarmee overvloedig voor iedereen beschikbaar is. Als we de wereld willen voeden en voedselzekerheid nastreven dan is overvloed creëren toch verstandiger..

Feitjes:
* Radijs (hoort bij de kruisbloemigen, de cruciferae) kan tot 2 meter hoog groeien met mooie bloemen en het zaad valt niet uit. We eten alleen de knolletjes in het begin van hun groei.
* Uien hebben hele mooie witte bloembollen die vaak als foto op de voorkant van menig veredelingsboek staan.
* Granen zijn veredeld uit grassen. En hoewel de graanzaden veel zwaarder zijn dan graszaden (= vruchtvorming!) vallen zij niet uit de aren als ze rijp zijn. Daarentegen bij de grassen gebeurt dat wel. De moderne veredeling, met al haar technische knowhow, is er niet in geslaagd dit te verbeteren.
* De wilde voorloper van de mais (Teosinte) heeft een verspreide bloeiwijze en zaadzetting bovenaan de plant, net zoals bij de meeste planten het geval is. Bij de mais is echter alleen het mannelijk deel met zijn stuifmeelkorrels in de pluim bovenaan de plant over gebleven. Het vrouwelijke vruchtbeginsel en de zaden zitten op halve planthoogte op een kluitje aan een kolf, ingepakt in vele vellen, in het halfduister van het doorgegroeide gewas. Het is nog steeds een raadsel hoe de oorspronkelijk bewoners van Amerika dat voor elkaar gekregen hebben.
* Wilde wortel is extreem bitter en daardoor nauwelijks eetbaar. Ze hebben een taaie en vezelige consistentie. De wortels hebben veel vertakkingen en zijn kleurloos. De wilde wortel is overal min of meer hetzelfde van uiterlijk. De cultuur wortel heeft een gladde huid, geen zijvertakkingen en een breed spectrum aan kleuren, smaken en vormen. Er zijn vele duizenden rassen wereldwijd.
* Kropsla (en alle kolen) is een vrucht in het bladgebied
* Om ijsbergsla tot bloei te laten komen, is het nodig om met een mes een kruis te zetten in de bladeren zodat de bloemstengel er doorheen kan groeien.
* Vlinderbloemige gewassen zijn bijna allemaal zelfbestuivers. Zo ook alle sla soorten, en bijvoorbeeld ook veldsla. (omdat veldsla zichzelf al bestuift voordat de bloem opengaat, is het voor de veredelaar een uitdaging om een kruising te kunnen maken).
* Tomaten, als zelfbestuiver, bestuif je handmatig als je een kruising wilt maken.
* Bij spinazie heb je afzonderlijke mannelijke (maken alleen stuifmeel aan) en vrouwelijke planten (die zaadjes maken). Ze zijn dus tweehuizig.
* Paardenbloemen hebben heel veel stuifmeel en zijn in het voorjaar belangrijk voor de bijen als pollenleverancier. Echter, zelf hebben ze het niet nodig: uit het vrouwelijke vruchtbeginsel groeien namelijk de zaadjes, zonder daarbij bestoven te zijn. Dat verschijnsel heet apomixie.

Met dank aan Rene Groenen voor de inhoudelijk begeleiding van het maken van deze samenvatting.

———————–———————–———————–———————–———————–
Nu je tot hier gekomen bent, wat vindt je ervan om maandelijks lid te worden of eenmalig een donatie te doen?
– ⁠⁠⁠nieuw voer website (zonder registratie en zonder factuur)
Petjeaf pagina (met registratie en factuur)
Dank je voor je steun!
———————–———————–———————–———————–———————–
Nieuw voer is een podcast van Alexander Prinsen waarin hij opzoek gaat naar de transitie in de landbouw. In het dagelijks leven adviseert hij ondernemers anders te kijken naar de realiteit en innovatie met als doel volhoudbare verdienmodellen te realiseren die toekomstbestendig zijn. Meer weten kijk op www.scopematters.com.

——————–———————–———————–———————–———————–
Deze aflevering is ondersteund door NanaBio
Ik ben trots dat deze aflevering mede mogelijk gemaakt is door NanaBio. Ze zijn als Nederlands biologisch handelsbedrijf al meer dan 30 jaar bezig om biologische voedsel voor iedereen beschikbaar te maken. Het is hun missie om een gezondere planeet vol met leven vandaag en die voor de toekomst achter te laten. En dat merk je in alles wat ze doen. Dank je NanaBio voor deze samenwerking
——————–———————–———————–———————–———————–